BLOG ]
Zeker!
Tiger Woods werkte in zijn amateurtijd met psycholoog Jay Brunza en dat heeft 15 majors opgeleverd. Vijfvoudig majorwinnaar Phil Mickelson werkte met sportpsycholoog Michael Lardon. Padraig Harrington en Martin Kaymer werkten met Bob Rotella en hebben meerdere majors gewonnen. Justin Rose werkte met Gio Valiante toen hij het U.S. Open won. Rick Sessinghaus, de coach van USPGA-kampioen Colin Morikawa, is gepromoveerd in de sportpsychologie. Nummer 2 van de wereld John Rahm werkt met een sportpsycholoog die, best toepasselijk, daarvoor werkzaam was als expert in het ontmantelen van bommen. De lijst gaat maar door.
Maar deze voorbeelden van topspelers zeggen helemaal niets!
Wanneer twee zaken tegelijkertijd optreden, wil dat niet zeggen dat er ook een verband is van oorzaak en gevolg. Het zou kunnen betekenen dat het werken met sportpsychologen leidt tot topprestaties. Het kan ook betekenen dat goede spelers vaker een sportpsycholoog inschakelen. Misschien is er een derde variabele. Spelers met de grootste motivatie om beter te worden doen er alles aan om het maximale uit zichzelf te halen. Door die gedrevenheid zullen ze vaker een sportpsycholoog inschakelen maar ook een grotere kans hebben op het bereiken van de wereldtop.
Ga je me nou vertellen dat mentale training niet werkt?
Ik ben ervan overtuigd dat mentale training werkt en dat het voor iedere golfer een goed idee is om te werken aan zijn mentale welzijn en vaardigheden. Ik zal je vertellen waar ik dat op baseer, maar ook over een moment waarop ik twijfelde aan het effect van sportpsychologie.
Sinds de jaren 50 zijn mensen steeds minder gaan lezen. Een tekst die uit meer dan 800 woorden bestaat, wordt als lang ervaren. Dit blog gaat in totaal richting de 2500 woorden. Met een gemiddelde leessnelheid van 25 woorden per minuut ben je zo’n 10 minuten bezig. Zoals je merkt, ik hou wel van cijfers. Ik heb geprobeerd om een aantal onderzoeksprincipes en statistieken zo helder mogelijk uit te leggen. Niks voor jou? Voel je vrij om de tekst te scannen of gelijk naar de conclusie te gaan. En anders. Je bent gewaarschuwd 😉
Psychologie is (niet) vaag
Psychologie als wetenschap bestaat al ruim 150 jaar, maar vergeleken met bijvoorbeeld natuurkunde is het een jong vakgebied. Sportpsychologie als wetenschap is nu zo’n 50 jaar jong. We weten inmiddels een heleboel, maar er is nog veel meer wat we niet weten.
Zichtbaar, meetbaar, tastbaar
De meeste mensen die ik ken zijn vrij zeker van het bestaan van zwaartekracht. We kunnen zwaartekracht niet zien, maar we ervaren wel de effecten. In ons dagelijks leven zijn die effecten vrij constant. Ik heb nog geen appels omhoog zien vallen.
Een grote meerderheid is ook wel overtuigd van het effect van krachttraining. Als je gedurende een periode spierversterkende oefeningen doet, dan zal je kracht toenemen. Na een dag of een week zul je niet zoveel merken. Na verloop van tijd zie je een toename in de gewichten, de herhalingen die je kan doen en het formaat van je spieren.
Als het gaat om het nut van therapie, wanneer iemand depressief is, een angststoornis heeft of een verslaving heeft, dan bestaan er misschien al wat meer twijfels. Hoe gaat op de bank liggen en praten over m’n problemen me helpen dan?
Om te beginnen is dit geen correct beeld van therapie. Naast de verkeerde beelden die bestaan over therapie is het blijkbaar ook lastiger om het effect ervan te zien of te ervaren. Net als zwaartekracht zijn mentale processen niet te zien. Net als bij krachttraining is er niet gelijk een merkbaar effect. Ook op de lange termijn is je mentale ontwikkeling niet iets wat je direct kunt zien of aanraken. Het is iets wat de persoon in kwestie ervaart. En omdat het zo lastig te zien en te meten is, is het lang niet altijd duidelijk of iets werkt en waarom. Ligt het aan de behandeling, de behandelaar, de behandelde of een combinatie?
Effecten onderzoeken
De manier in de psychologie om te onderzoeken of een behandeling werkt, is bijvoorbeeld door mensen met een depressie te behandelen en hun klachten te vergelijken met andere depressieve mensen die niet worden behandeld. Om erachter te komen of het de therapie is die voor een effect zorgt moeten alle andere factoren zoveel mogelijk gelijk zijn.
Dit wordt gedaan door random te bepalen wie de behandeling krijgt en wie niet. Als de deelnemers zelf mogen kiezen, dan is het misschien niet de behandeling, maar de motivatie die de vooruitgang verklaart. En als de onderzoekers mogen bepalen, dan kiezen ze onbewust misschien de mensen bij wie ze verwachten dat die positief zullen reageren.
In de psychologie zijn ontzettend veel onderzoeken gedaan naar verschillende problemen en verschillende therapieën. Vervolgens zijn er weer onderzoeken die deze onderzoeken samen nemen om overkoepelend te kunnen beoordelen of iets werkt en hoe goed iets werkt. De zogenaamde meta-analyses.
Effectgrootte
In eerste instantie was veel onderzoek erop gericht om te bepalen of er een effect was waarvan men kon zeggen dat het daadwerkelijk bestond en geen toeval was. Dat is een goede eerste stap, maar niet altijd voldoende. Het is leuk dat een behandeling werkt, maar als dat betekent dat in plaats van 0 van de 100 mensen, 1 of 2 van de 100 mensen opknappen, dan voegt dat niet bijster veel toe.
Een statistiek voor effectgrootte, genaamd Cohens d, is een grote rol gaan spelen. Een effectgrootte van 0.2 wordt gezien als een klein effect. Dit betekent dat er een effect is maar dat je het goed zult moeten onderzoeken om het te kunnen vaststellen. Bijvoorbeeld het verschil in lengte tussen meisjes van 15 en meisjes van 16. Met een effectgrootte van 0.5 is er een medium verschil dat je moet kunnen zien als je goed kijkt. Bij een effectgrootte van 0.8 is er een groot verschil dat met het blote oog te zien is. Bijvoorbeeld het verschil in lengte tussen meisjes van 13 en meisjes van 18.
Een andere manier om de effectgrootte te interpreteren is door te kijken hoeveel de groepen, met en zonder behandeling, overlappen. Als voorbeeld kijken we naar een mensen die niet lekker in hun vel zit. Ze scoren laag op emotioneel welbevinden. Een effectgrootte van 0.2 geeft aan dat 58% van de groep, na de behandeling, hoger scoort dan het gemiddelde van de groep zonder behandeling. Bij een effectgrootte van 0.5 is dat 69%. Bij 0.8 is dat 79%.
Het effect van psychologische behandeling
Een getal dat consequent naar voren komt bij effectonderzoeken met betrekking tot psychologische behandeling is een effectgrootte van 0.8. Dit is dus een groot effect.
Fijn. Psychologie heeft dus nut. Maar we moeten kritisch blijven. Bij psychische klachten is een vuistregel dat 1/3 van de mensen ook opknapt wanneer ze niet behandeld worden. Als er 100 mensen klachten hebben en je behandelt ze niet, dan knappen er 33 vanzelf op. Als je deze mensen wel behandelt, dan knappen er 67 op. Twee keer zoveel, maar er zijn nog steeds 33 mensen die ook na behandeling met hetzelfde probleem zitten!
Mijn wereld stond even op zijn kop
Het was 2010. Ik had na mijn Master psychologie de specialisatie sportpsychologie afgerond en werkte één dag per week in die rol naast een baan in het bedrijfsleven. In veel handboeken werd positief gesproken over de effecten van mentale training op zaken als motivatie, spanning, concentratie, zelfvertrouwen en ook sportprestaties.
Van een voormalig docent en inmiddels mentor kreeg ik de tip om het boek Clinical Sport Psychology te lezen. In hoofdstuk 5 werden de onderzoeken naar het effect van mentale training in de sport gefileerd.
- Te veel onderzoek was gebaseerd op studenten in plaats van op sporters.
- De experimenten waren gedaan met simpele taken als knoppen indrukken in plaats van bij sportactiviteiten.
- De controlegroepen waren afwezig of onvoldoende.
- De resultaten werden te makkelijk gegeneraliseerd naar andere sporten, leeftijden of niveaus.
Er leek wel enig bewijs te zijn dat mentale training helpt om sporters zich beter te laten voelen, maar het bewijs om te kunnen zeggen dat ze er beter van gingen presteren was er niet of nauwelijks. Daar moest ik even van bijkomen.
Dit betekende niet dat mentale training niet effectief was, maar vooral dat de kwaliteit van het onderzoek onvoldoende was om dit met stelligheid te kunnen zeggen.
En nu?
De kwaliteitseisen die gebruikt werden voor het beoordelen van het sportpsychologisch onderzoek waren erg hoog en misschien niet reëel. Als je onderzoek doet naar topsporters dan is het aantal mensen dat in aanmerking komt een stuk kleiner dan bijvoorbeeld bij mensen met mentale problemen. Goed onderzoek in de sport is nou eenmaal lastig. Dat argument gebruiken om er maar blind op te vertrouwen dat het werkt, vind ik niet sterk.
In het psychologisch onderzoek in het algemeen en ook in de sport zijn de kwaliteitseisen de laatste jaren flink opgeschroefd. Zo zijn er nu meta-analyses gedaan die strenger geselecteerd hebben op onderzoekskwaliteit. Zo blijven er minder studies over die meetellen als onderbouwing, maar de hogere kwaliteit brengt ons in ieder geval verder dan we waren.
Het effect van mentale training in sport (update)
In 2017 is er een grote meta-analyse gedaan naar mentale training in de sport. Een zoektocht leverde 3.174 potentieel relevante onderzoeken op. Daarvan waren er 35 die aan alle eisen voldeden. 35!
Eén belangrijke eis was dat ze gedaan waren met sporters die aan het sporten waren. De uitkomst was een effectgrootte van 0.57. De sporters die mentale training hadden gedaan presteerden beter dan de sporters die geen mentale training hadden gedaan. Ook bij toetsing tot een maand later bleef dit het geval. Zowel in fysieke fitheid, technische uitvoering als wedstrijdprestaties. Dit effect werd gevonden van recreatieve sporters tot wereldtoppers.
Niemand is gemiddeld
Je staat op de tee en mikt midden fairway. Je slaat je afslag links in de bosjes. Voor de zekerheid sla je een provisionele bal. Die sla je rechts in de rough tussen de bomen. “Gemiddeld was ie raak” zegt mijn vader dan altijd. Een gemiddelde vertelt lang niet altijd het hele verhaal. Het besproken onderzoek tot nu toe gaat over het vergelijken verschillende groepen. Groepen die mentaal trainden en groepen die dat niet deden. Daardoor praat je automatisch over gemiddeldes.
Er zijn ook vormen van onderzoek die kijken naar het individu. Dan meten ze de prestaties voordat iemand mentale training doet en nadat iemand de mentale training heeft gedaan. Dit heeft voor- en nadelen, maar één van de voordelen is dat er meer aandacht is voor individuele verschillen. Het is geen vervanging van groepsonderzoek, maar een aanvulling. In 2020 is van deze onderzoeken naar mentale training in de sport een meta-analyse gedaan. 110.521 mogelijk relevante onderzoeken werden gevonden. 121 daarvan (!) voldeden aan de eisen en werden geselecteerd.
De getallen voor effectgrootte werken in dit soort onderzoeken net even anders, maar ook daarin wordt een onderscheid gemaakt tussen kleine, gemiddelde en grote effecten. Deze meta-analyse liet zien dat de effectgrootte bij deze individuele onderzoeken gemiddeld tot groot waren. Vergelijkbaar met een Cohens d rond de 0.7. Een medium tot groot positief effect van mentale training.
Hoeveel tijd besteed jij aan mentale training?
In golf kom ik weinig mensen tegen die het bestaan van mentale factoren ontkennen. Iedere speler zal de momenten herkennen waarop spanning samenging met minder presteren, of afleiding met een slechte bal. Soms hoor ik mensen zeggen dat golf voor 80% een mentaal spelletje is. Dat lijkt me wat overdreven, maar we zijn het in ieder geval eens dat het mentale aspect belangrijk is.
Of een meerderheid van de golfers echt gelooft dat mentale training op termijn een positief effect heeft op zijn scores, dat betwijfel ik. Er wordt steeds meer gedaan aan mentale training, maar vaak blijft het bij woorden. Hoeveel procent van jouw training is gericht op mentale doelen? En bij de spelers om je heen? Als we echt denken dat het zo nuttig is, waarom doen we er dan niet veel meer mee?
De resultaten van mentale training blijven wat ongrijpbaar. De afgelopen decennia heeft fysieke training in golf een grote ontwikkeling doorgemaakt. Denk aan alle fysiotherapeuten, personal trainers en TPI-certificeringen. Het afgelopen jaar hebben we gezien hoe Bryson DeChambeau zich fysiek heeft ontwikkeld en de bal nog verder is gaan slaan. Daar hoor ik zelden de vraag of deze training leidt tot beter presteren op de golfbaan. De redenatie is dat als je sterker wordt, merkbaar door zwaardere gewichten, meer herhalingen en zichtbaar grotere spieren, dat je dan ook wel verder zal slaan en beter zal scoren.
Mijn kennis van onderzoeken op het gebied van fysieke training is beperkt, maar een zoekopdracht naar meta-analyses met betrekking tot krachttraining leverde het volgende op. Eén artikel geeft aan dat de effectgrootte bij kinderen en tieners 0.54 is voor springen, 0.53 voor rennen en 0.99 voor gooien. Een kleiner onderzoek naar het effect van krachttraining bij jeugdgolfers, geen meta-analyse, rapporteerde effectgroottes van 0.64-0.96 voor toename in kracht en 0.42 voor een verlaging van de handicap. Ook medium tot grote effecten.
Train your mind, lower your score
Dat is de slogan van Head First Golf. Daar gaan we voor. Gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek kunnen we zeggen dat mentale training werkt en dat het sportprestaties bevordert.
Ieder mens is uniek
Maar daarmee zijn we er nog niet. Elke trainingsaanpak werkt wel een keer voor iemand, maar geen enkele werkt altijd en voor iedereen. De vraag is wat werkt, voor wie en wanneer? En kan iemand dat zelf leren, samen met zijn coach, of gaat het beter met begeleiding van een sportpsycholoog? En hoeveel moet je trainen om het gewenste niveau te bereiken? En om het te onderhouden? Het maken van deze afwegingen is de kunst van mentale training. Daar is nog een heleboel onderzoek te doen en winst te behalen. Hoe je als sportpsycholoog, coach of speler goed onderbouwde keuzes maakt en hoe je het resultaat daarvan in kaart brengt, dat komt aan bod in een later blog.
In het verleden behaalde resultaten…
Wanneer je mentaal traint, dan is er een kans dat je geen vooruitgang boekt. De kans dat het beter gaat dan wanneer je het niet doet is veel groter (70 tot 80%). We weten niet precies hoe die verbetering tot stand komt, maar wel dat sporters beter gaan presteren. Het effect is niet zo betrouwbaar als zwaartekracht, maar toch zeker de moeite waard.
Er komt veel kijken bij het neerzetten van een sportprestatie. In ieder geval technische, tactische, fysieke, sociale en mentale factoren samen met een portie geluk. Ik kan niet beloven dat jouw prestaties zullen verbeteren door mentale training. Het zou fijn zijn om die zekerheid te hebben, maar zo werkt het helaas niet. Bij alle coaches, technisch, fysiek of mentaal, die lagere scores garanderen, zet ik mijn vraagtekens en ik raad je aan hetzelfde te doen.
Regelmatig krijg ik de vraag: “Heb ik mentale training nodig?” Het korte antwoord is: “Nee”. Ook zonder kun je prima je rondjes lopen. Net zoals je dat kunt zonder krachttraining. Wil je jezelf en je spel verbeteren? Ga er dan mee aan de slag. Zelfstandig of met begeleiding. De kans is groot dat je een verschil gaat merken!
Bronnen
PS.
Heb je het tot hier gered? Leuk! Laat me weten wat je ervan vindt of plaats een reactie onderaan de pagina. We kunnen nu wel stellen dat je interesse hebt in de mentale factoren in sport in het algemeen en golf in het bijzonder. Als je op de hoogte wil blijven van mijn blogs, meld je dan aan voor de maillijst.
Wil je meteen aan de slag:
Start – Met een gratis Subscriber account krijg je gelijk toegang tot een selectie van goed onderbouwde oefeningen.